Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
Inleiding
De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) daarvoor geeft. Door afrondingen op €1.000 kunnen kleine afrondingsverschillen ontstaan.
Balans
De raad heeft op 17 december 2019 de geactualiseerde 'Nota rente, activa en afschrijvingsbeleid vastgesteld. In deze notitie is in de afschrijvingstabel vastgelegd welke afschrijvingsmethode en –termijn geldt en is van kracht vanaf 1 januari 2020. Alle oude investeringen voor deze datum worden afgeschreven op basis van het oude beleid. Herwaardering van bestaande kapitaallasten op basis van het nieuwe beleid wordt hierdoor niet toegepast. De ondergrens voor het afschrijven van een investering is vanaf
1 januari 2020 op basis van het begrote bedrag bepaald op €25.000 voor investeringen economisch nut en op €150.000 voor investeringen maatschappelijk nut.
Voor het bepalen van de afschrijvingstermijn wordt de economische levensduur gehanteerd. De economische levensduur van activa eindigt, wanneer vervangen voordeliger is. In bijlage 1 van de notitie is de ‘Afschrijvingstabel immateriële en materiële vaste activa’ opgenomen, waarin de levensduur c.q. afschrijvingstermijn en afschrijvingsvorm voor immateriële en materiële vaste activa is weergegeven.
De algemene beleidslijn is dat er wordt afgeschreven volgens de lineaire methode.
De beleidslijn is dat met de afschrijving wordt gestart in het jaar na het in gebruik nemen van het actief.
De rentelasten worden gerekend met ingang van het jaar van investeren, omdat op deze
wijze dekking in de begroting wordt opgenomen voor mogelijk aan te trekken leningen.
Voor het eerste jaar wordt rekening gehouden met een halve rentelast (uitgaande van de
uitvoering gedurende het jaar). Conform hoofdstuk 5.7 worden de afschrijvingslasten
ingerekend vanaf het jaar nadat het actief in gebruik is genomen.
Vaste activa
Voor de notitie zijn de vaste activa van belang. Dit bestaat uit de volgende drie onderdelen (artikel 33 BBV):
· immateriële vaste activa;
· materiële vaste activa;
· financiële vaste activa.
Tot de immateriële vaste activa behoren de kosten die zijn verbonden aan het afsluiten van geldleningen, het saldo van agio en disagio, de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de bijdragen aan activa in eigendom van derden (artikel 34 BBV).
Materiële vaste activa zijn bezittingen van stoffelijke aard die langdurig gebruikt worden voor de bedrijfsvoering. In artikel 35 van de BBV wordt het volgende onderscheid gemaakt:
· investeringen met een economisch nut;
· investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
· investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
De materiële vaste activa worden concreter omschreven in artikel 52, eerste lid van het BBV:
· gronden en terreinen;
· woonruimten;
· bedrijfsgebouwen;
· grond-, weg- en waterbouwkundige werken;
· vervoermiddelen;
· machines, apparaten en installaties;
· overig.
De investeringen van vóór 2013 welke zijn geactiveerd worden afgeschreven volgens de regels van de afzonderlijke voormalige gemeenten. Investeringen vanaf 01-01-2013 worden lineair afgeschreven conform de door de raad vastgestelde Nota Rente, Activa en Afschrijvingsbeleid.
Voor o.a. de dekking van afschrijvingen van diverse investeringen met een maatschappelijk nut zijn de algemene reserve en de reserve financiering investeringen maatschappelijk nut beschikbaar.
De afschrijvingstermijnen voor materiële activa met een maatschappelijk nut zijn:
Grond, weg en waterbouwkundige werken | 10, 20, 30 of 40 jaar |
---|---|
Gronden en terreinen | 30 jaar |
Machines, apparaten en installaties | 30 jaar |
Overige materiële vaste activa | 6 jaar |
Financiële vaste activa
Financiële activa zijn (op hoofdlijnen) kapitaalverstrekkingen en langlopend verstrekte leningen (artikel 36 BBV).
Voorraden
Bouwgronden / onderhanden werk
· De bouwgronden/onderhanden werk bouwplannen zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijzen van de gronden. Deze verkrijgingsprijzen zijn vermeerderd met de directe kosten van de bouwplannen, indirect toe te rekenen overige bedrijfskosten en financieringskosten en verminderd met de verkoopopbrengsten van de bouwrijpe gronden.
· De gronden begrepen in de zogenaamde verspreide percelen zijn gewaardeerd tegen de gemiddelde marktwaarde.
De als “onderhanden werken” opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. Winsten uit de grondexploitatie worden slechts genomen indien die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden. Zolang daarvan geen sprake is worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht. Indien het verwachte resultaat voor een complex op eindwaarde negatief blijkt, wordt hiervoor een voorziening ingesteld. Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs.
Rente
De behoefte aan inzicht in de kosten op de taakvelden en de behoefte om de wijze van verantwoorden van rente in de begroting en jaarrekening te harmoniseren, hebben er toe geleid dat in het wijzigingsbesluit Besluit begroting en verantwoording (BBV) is opgenomen, dat de rentekosten aan de desbetreffende taakvelden moet worden toegerekend met behulp van een renteomslag. Omdat de onderlinge vergelijking tussen gemeenten het uitgangspunt is voor de aanpassingen van het BBV is hier sprake van een verplichting.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde met een vermindering van een voorziening wegens vermoedelijke oninbaarheid.
Liquide middelen en overlopende posten
Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen.
Risico's, rechten en voorwaardelijke/onzekere verplichtingen
Voor zover de gemeente belangrijke financiële risico's (bijvoorbeeld claims, lopende rechtszaken, geschillen en dergelijke) loopt, zijn deze elders in de toelichting vermeld. Dit geldt tevens voor de voorwaardelijke en onzekere rechten en verplichtingen, evenals de gegeven zekerheden en aangegane verbintenissen (bijvoorbeeld hypotheken, hypotheekverklaring, borgstellingen, verleende opties en dergelijke). Wanneer het duidelijk is dat deze risico's en/of verplichtingen daadwerkelijk worden geëffectueerd, wordt daarvoor een voorziening in de jaarrekening opgenomen.
Reserves en voorzieningen
Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.
Toelichting op de aard en reden van de reserves en voorzieningen
In artikel 54 en 55 van het BBV is bepaald dat in de toelichting op de balans de aard en de reden van de reserves en voorzieningen en de wijzigingen daarin wordt toegelicht. In de nota reserves en voorzieningen, vastgesteld door uw raad, is de aard en de reden van elke reserve en voorziening apart vermeld.
Vaste schulden
Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.
Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Gewaarborgde geldleningen
De gewaarborgde geldleningen in verband met woningen zijn overgegaan naar de Stichting Waarborgfonds Eigen woningen. Een zogenaamde achtervangfunctie voor de gemeente is echter blijven bestaan.
Resultaatbepaling
De baten en lasten worden bepaald met inachtneming van de hiervoor al vermelde waarderingsgrondslagen. Verliezen - voor zover materieel - worden in aanmerking genomen in het jaar waarin deze voorzienbaar zijn. Baten worden verantwoord op het moment waarop deze als gerealiseerd kunnen worden beschouwd.
Eigen bijdrage op grond van de Wmo
Een aanvrager van een voorziening, zoals hulp in de huishouding, ondersteuning of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de Wmo een eigen bijdrage verschuldigd. Het CAK is het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dat door de wetgever is belast met de berekening, oplegging en incasso van de eigen bijdrage.
Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen op grond van de Wmo geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat de gemeente bij de verantwoording van deze eigen bijdragen steunt op de informatie van het CAK en niet zelfstandig geheel sluitend de juistheid, volledigheid en rechtmatigheid van de eigen bijdragen hoeft te controleren.
Algemene uitkering
De BBV schrijft voor dat de laatste specificatie van de uitkering uit hete Gemeentefonds moet worden verwerkt in de jaarrekening. Door een technische storing heeft het ministerie van binnenlandse zaken (BZK) nog geen correcte laatste specificatie kunnen sturen. De cijfers in deze jaarrekening zijn gebaseerd op de actuele maatstaven van BZK in combinatie met de decembercirculaire.